X

 

HET FAUNABEHEERPLAN

 

Door het opstellen van een faunabeheerplan (FBP) streeft de Faunabeheereenheid Noord-Brabant er naar om op planmatige wijze uitvoering te geven aan haar taken. In het FBP is informatie opgenomen over de populaties van de te beheren diersoorten, schade die in het verleden is opgetreden en schade die in de toekomst te verwachten is.

Aan het opstellen van een FBP worden eisen gesteld. Voordat met de uitvoering van het FBP kan worden begonnen moet het plan eerst door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd en moeten er ontheffingen zijn verleend op basis van het plan. 
 

 

 

 

 

 

 

 

MONITORING

 

WETEN IS METEN: TELLEN VOOR GOED FAUNABEHEER

Zorgvuldig faunabeheer vraagt een beeld van het aantal dieren per gebied. FBE en de wildbeheereenheden (WBE’s) tellen daarom jaarlijks de aanwezige dieren in Noord-Brabant. Het is de basis voor de faunabeheerplannen, gebiedsplannen, werkplannen en het dagelijks beheer van de fauna in Noord-Brabant.

 

Faunabeheer is nodig waar het aantal aanwezige wilde dieren tot overlast leidt voor verkeer, land- en tuinbouw en natuur. De overlast blijkt uit meldingen, het aantal aanrijdingen, schadevergoedingen van het Faunafonds en geluiden uit de WBE’s. Voor verschillende diersoorten worden tellingen verricht om tot een goed beeld te komen. Zo wordt in kaart gebracht welke diersoorten in bepaalde gebieden voorkomen; hoeveel mannetjes, vrouwtjes en jonge dieren er zijn. Zo wordt ook meer duidelijk over de trend van meerdere jaren.  

 

FBE Noord-Brabant, WBE's en de Jagersvereniging organiseren jaarlijks vier soorten tellingen die het beleid mede bepalen:

  • een ganzentelling in de zomer. Daarmee wordt duidelijk hoeveel ganzen hier broeden en dus het hele jaar in het land verblijven;
  • de telling van klein wild (waaronder fazanten, ganzen, kraaien en hazen) in het voorjaar;
  • de reeëntelling eind maart / begin april.

Daarnaast vinden er inventarisaties plaats van bijvoorbeeld dassen en vossenburchten en van verspreiding van verschillende marterachtigen, wilde zwijnen en bevers.

Tellen is in praktijk lastig, omdat je nooit alle dieren kunt tellen, alleen die dieren die je ziet. De dieren verplaatsen zich en het ene gebied is niet representatief voor het andere. Er zijn daarom meerdere telprotocollen, soms per diersoort. Die geven regels over onafhankelijke tellers, meerdere telrondes, de grootte van de telgebieden, het tellen in de schemer en het niet meetellen van vliegende vogels. Vele jagers zijn daarbij vrijwillig betrokken, vaak gaan journalisten, politici en mensen van de provincie mee om meer te leren over de tellingen. Dit bevordert de transparantie en het begrip.
De telgegevens worden door de WBE ‘s in het digitale faunaregistratiesysteem ingevoerd (daarvoor is een handleiding beschikbaar) en door de FBE gebruikt voor het vaststellen van het beleid en tussentijdse monitoring. 

 

MEER WETEN?

-over het telprotocol reeën van Vereniging het Reewild: telprotocol
-telprotocol voorjaarstelling: instructie voorjaarstelling 2016 van de Jagersvereniging

FAUNASCHADE

 

 
 

WAT IS FAUNASCHADE?

Faunaschade is de schade die door diersoorten wordt veroorzaakt aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Denk daarbij aan een vos die kippen doodbijt of wilde zwijnen die maispercelen vernielen. Voor individuele agrariërs kunnen de kosten hoog oplopen. Als de schade groot is, kunnen zij hiervoor een tegemoetkoming in de schade krijgen. Gegevens over de omvang van faunaschade in Noord-Brabant en Nederland zijn te vinden op de website van BIJ12, Unit Faunafonds

 

SCHADE BEPERKEN

Grondgebruikers (veelal agrariërs, maar ook gemeenten of waterschappen) kunnen schade aan gewassen voorkomen door preventieve maatregelen te treffen en de veroorzakende diersoorten te verjagen. BIJ12, Unit Faunafonds geeft in de faunaschade preventiekits voor soortgroepen een overzicht van preventieve akoestische en visuele maatregelen om gewasschade te voorkomen en te beperken. Het Faunafonds heeft preventietips om schade aan gewassen te voorkomen. Er zijn meerdere kits opgesteld, maatregelen voor andere diersoorten en de daarbij eventueel geldende richtlijnen zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade 2009. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van schade moeten minimaal twee van deze maatregelen zijn genomen. 

 

 

SCHADE MELDEN

Als preventieve maatregelen niet voldoende effect hebben, is het mogelijk over te gaan tot afschot door de jacht(akte)houder. Door het melden van iedere schade heeft de FBE inzicht  of schade door een diersoort snel toeneemt en maakt het mogelijk faunabeheerplannen goed te kunnen onderbouwen.

 

Het melden van bedrijfsmatige schade gebeurt via de volgende stappen:

  1. Schade melden bij BIJ12, Unit Faunafonds via www.faunaschade.nl binnen 7 werkdagen na het ontstaan van de schade.
  2. Contact opnemen met de jager of WBE om schade te bestrijden.
  3. Eventueel digitaal een machtiging aanvragen (de jager weet of dat nodig is).
  4. Een schriftelijke grondgebruikersverklaring afgeven aan de jager. Zie Beheer.

Ook burgers kunnen schade digitaal melden. BIJ12, Unit Faunafonds keert echter alleen vergoedingen uit bij bedrijfsmatige schade.

 

TOCH SCHADE?

 

Ontstaat er ondanks het verjagen of bestrijden toch schade van enige omvang? Dan kunnen grondgebruikers een beroep doen op een schadetegemoetkoming van BIJ12, Unit Faunafonds. De eerder gemelde schade kan doorgezet worden naar een verzoekschrift. Dan pas geldt de betaling van het behandelbedrag van €300. Meestal komt daarna een taxateur van BIJ12, Unit Faunafonds langs. Als blijkt dat er alles aan gedaan is om de schade te voorkomen en de schade meer dan €250 bedraagt, dan wordt eventueel tot vergoeding overgegaan.

Kijk voor de werkwijze om voor een vergoeding in aanmerking te komen op de site van Bij12:  Faunafonds/tegemoetkoming. Maar let wel: schade veroorzaakt door landelijk vrijgestelde dieren, exoten of verwilderde exemplaren van gedomesticeerde dieren komt niet in aanmerking voor vergoeding!

 

Lees meer, over bijvoorbeeld wildaanrijdingen, onder BELANGEN.

 

 

UITVOERING

 

 

ONTHEFFINGEN: BESCHERMING, TENZIJ...

De Wet beschermt alle van nature in Nederland voorkomende dieren, tenzij ze grote schade opleveren aan verkeer, landbouw of natuur. De uitzonderingen zijn geregeld via algemeen geldende ontheffingen en ontheffingen die voor specifieke schades of gebieden gelden. 

De Wet natuurbescherming beschermt alle van nature in Nederland voorkomende:

  • zoogdieren, m.u.v. de zwarte rat, bruine rat en de huismuis
  • vogels
  • amfibieën en reptielen
  • vissen

De bescherming betekent dat de dieren niet gedood, verwond, gevangen, bemachtigd of daarvoor opgespoord mogen worden. Gedomesticeerde dieren (dieren die thuis gehouden worden) vormen daarbij een uitzondering. 
 

VRIJSTELLINGSLIJSTEN

Omdat bepaalde diersoorten in het gehele land belangrijke veroorzaken, heeft het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een zestal diersoorten op een landelijke vrijstellingslijst geplaatst. Landelijk vrijgestelde soorten zijn de Canadese ganshoutduif, kauw, vos, zwarte kraai en het  konijn. Lees meer...

 

ONTHEFFING

Ontheffingen, van in de Wet genoemde verboden,  worden verleend voor specifiek omschreven situaties ter voorkoming van schade of het beheer van soorten.
De Provincie heeft aan de FBE meerdere ontheffingen verleend, onder andere voor de volgende diersoorten. Lees meer...

 

INCIDENTELE ONTHEFFINGEN

Voor diersoorten waarvoor geen faunabeheerplan en ontheffing beschikbaar is, kunnen WBE’s een incidentele ontheffing vragen. Er moet dan schade zijn opgetreden of sprake zijn van dreigende belangrijke schade. Hiervoor bestaat een aanvraagformulier van de Faunabeheereenheid. Lees meer...

 

OPDRACHT

De provincie kan, wanneer er geen andere goede oplossingen zijn, een aanwijzing afgeven aan (groepen van) personen om de stand van bepaalde diersoorten of verwilderde dieren te beperken. Dat kan op grond van een aantal belangen die in de wet zijn genoemd. Lees meer...